dinsdag 22 september 2015

Commissariaat kritisch over uitvoerbaarheid plannen NPO en omroepen

Het Commissariaat voor de Media is in grote lijnen positief over het Concessiebeleidsplan van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), maar plaatst vanwege het ontbreken van heldere criteria en processen vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van de geformuleerde strategische keuzes. Bovendien vergt de paragraaf met de benodigde financiële en personele middelen een betere onderbouwing, en ook moeten er concrete doelstellingen komen voor het vergroten van het bereik van specifieke doelgroepen zoals jongeren en allochtonen. Dit alles resulteert in een voorwaardelijk positief advies, blijkt uit een brief van het Commissariaat aan staatssecretaris Dekker (OCW).

In zijn rol als adviseur van het kabinet heeft het Commissariaat hetpdf-bestand  Concessiebeleidsplan 2016-2020 – getiteld ‘Het publiek voorop’ – getoetst aan de in de Mediawet vastgelegde publieke mediaopdracht. Daarbij is ook rekening gehouden met de uitgangspunten uit de Visiebrief (oktober 2014) van staatssecretaris Dekker en de beoogde aanpassing van de Mediawet. Het advies is opgebouwd langs de kernwaarden van het Commissariaat: onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid.

De door de NPO in het Concessiebeleidsplan beschreven integrale distributiestrategie draagt naar het oordeel van het Commissariaat bij aan de toegankelijkheid en het bereik van het publieke media-aanbod. Er zijn echter ook verbeterpunten. Gelet op de uitvoerbaarheid van de plannen benadrukt het Commissariaat het belang van heldere criteria en processen voor de manier waarop de NPO controleert of publiek geld doelmatig wordt besteed, voor de wijze waarop externe producenten toegang krijgen tot het bestel en voor beoordeling van de vraag of de programmering voldoet aan de publieke mediaopdracht. Onafhankelijke validering van de criteria en processen is daarbij cruciaal. Het Commissariaat adviseert bovendien dat er, in lijn met de beoogde nieuwe Mediawet, een set met criteria komt op basis waarvan objectief kan worden vastgesteld of een programma een informatief, cultureel of educatief karakter heeft, of dat er sprake is van amusement.

Madeleine de Cock Buning, voorzitter van het Commissariaat voor de Media: “Ons overall oordeel over het Concessiebeleidsplan is positief, maar wel met de nodige kanttekeningen. Het ontbreken van heldere criteria kan leiden tot open eindjes en het bemoeilijkt het toezicht. Ook bevat het plan niet gekwantificeerde doelstellingen en aannames die wij niet kunnen controleren. Wat ons betreft wordt dat zo snel mogelijk nader uitgewerkt en geconcretiseerd, bijvoorbeeld in de Meerjarenbegroting of de nieuwe Prestatieovereenkomst.”

Het Concessiebeleidsplan bevat naast beleidsmatige keuzes ook een aanvraag voor een aantal nieuwe kanalen: NPO3.nl, NPO FunX Turkpop en NPO Nieuws & evenementen. Het Commissariaat is van oordeel dat deze kanalen binnen de publieke mediaopdracht passen. Wel moeten de behoefte van het publiek en de financiering van deze nieuwe kanalen nader worden onderbouwd. Overigens volgt de toetsing van de marktimpact in een later stadium. Ook NPO Plus past volgens het Commissariaat binnen de publieke mediaopdracht. Bij deze betaalde en meer uitgebreide versie van NPO Gemist behoeft vooral het effect van het abonnementsgeld op de toegankelijkheid extra aandacht. Ten aanzien van de voorgestelde beëindiging van onder andere NPO Humor TV, NPO Doc, NPO Radio 6 en diverse thematische portals en webkanalen constateert het Commissariaat dat dit past binnen de integrale distributiestrategie en het snel veranderende kijk- en luistergedrag.

Naast het Commissariaat voor de Media zal ook de Raad voor Cultuur een advies uitbrengen over het Concessiebeleidsplan en NPO Plus. De staatssecretaris zal de beide adviezen betrekken in de verdere besluitvorming.

8 procent van Nederlanders wil binnen 2 jaar tv-abonnement opzeggen

Acht procent van de Nederlanders verwacht de komende twee jaar het huidige tv-abonnement op te zeggen omdat steeds meer programma’s via internet te bekijken zijn. Dat blijkt uit een meting van onderzoeksbureau Telecompaper op basis van zijn Consumer Panel in augustus 2015.

In een half jaar tijd is het aantal Nederlanders verdubbeld dat verwacht de komende twee jaar het traditionele tv-abonnement op te zeggen. Bij de meting in januari 2015 gaf vier procent van de Nederlanders dit aan. Nog eens vijf procent van de Nederlanders stelt te verwachten op een gegeven moment over te stappen van het huidige tv-abonnement naar online kijken (al dan niet via een abonnement), alleen niet binnen twee jaar.

Er zijn duidelijke leeftijdsgebonden verschillen bij de verwachting of men wel of niet binnen twee jaar het huidige tv-abonnement opzegt.  Jongere tv-kijkers voorzien vaker dat zij hun tv-abonnement de deur uit doen. Bij de groep van 12-19 jarigen stelt 13 procent te verwachten dat dit gebeurt, bij de groep van 20-29 jaar is dat 12 procent en bij de Nederlanders van 30 tot 39 jaar is dat 11 procent.

dinsdag 8 september 2015

Lost in translation: nationale verschillen bij tv-vertalingen

Waarom is de Amerikaanse sitcom The Nanny anders vertaald in het Frans dan in het Italiaans? En hoe komt het dat de grappen van Friends niet werken als ze uit de mond van de Poolse voice-over komen? Giselinde Kuipers analyseerde de verschillen tussen vertalingen van geïmporteerde televisieprogramma’s, zoals Amerikaanse sitcoms, in vier Europese landen (Frankrijk, Italië, Nederland en Polen).

Ze wil met haar onderzoek verklaren hoe vertalingen tot stand komen, en hoe nationale verschillen in het sterk gemondialiseerde mediaveld blijven bestaan. De resultaten van haar onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in het gerenommeerde vakblad American Sociological Review.

American Sociological Review staat bekend als het meest prestigieuze tijdschrift binnen de sociologie. Dat een Nederlandse wetenschapper hierin publiceert is bijzonder, aangezien vooral Amerikanen met hun onderzoek in het blad staan. Daarnaast is het speciaal dat het om een kwalitatief/etnografische studie gaat, terwijl bijna alle andere artikelen kwantitatief zijn.

Kuipers maakte gebruik van verschillende methodes zoals interviews met vertalers, observaties in vertaalstudio’s, een etnografische analyse en een survey. ‘De internationale verspreiding van mediaproducten zoals films en tv-series, vooral uit de Verenigde Staten, wordt veelvuldig bestudeerd. Vaak wordt bij zulk onderzoek echter niet gekeken naar het feit dat deze culturele producten worden vertaald, terwijl dit wel van grote invloed is op de perceptie van deze tv-series of films,‘ vertelt ze.

Kuipers toont aan dat er zelfs in een intens geglobaliseerd mediaveld nog steeds grote verschillen tussen landen bestaan. ‘Het sterke nationale karakter van de vertaalnormen verbaasde me. Ik verwachtte een grotere overeenkomst tussen de verschillende landen. Het spreekt theorieën tegen die één grote wereldcultuur voorspellen.’

Zo worden Amerikaanse sitcoms  - zoals The Nanny of Friends - in de door Kuipers onderzochte vier landen op een andere manier vertaald. In Frankrijk en Italië wordt de originele serie gedubd. Daarbij worden de verschillende karakters door andere stemacteurs vertolkt. De Fransen blijven het dichtst bij het origineel; in Italië wordt de inhoud vaak aangepast. De gedubde show is daar bijna een heropname van de tv-show. In Nederland worden tv-series ondertiteld, terwijl buitenlandse televisieseries in Polen worden vertaald door een voice-over.

Kuipers presenteert een model waarmee ze het voortbestaan van nationale vertalingssystemen verklaart. ‘Ik laat zien hoe verschillen in het vertalingswerk tot stand komen. Dit gebeurt door een spel van factoren op vier niveaus: technologie, en organisatorische, nationale en transnationale velden. Op elk level zijn verschillende instituties invloedrijk in de vorming van nationaal specifieke vertaalnormen en -praktijken.’

Kuipers draagt met dit artikel bij aan het begrip van globalisering, oftewel mondialisering. Ze vindt dat mondialisering, hoewel het vaak over het hoofd wordt gezien, niet kan zonder vertaling. Kuipers laat zien dat veel dingen die in onze geglobaliseerde wereld hetzelfde lijken te zijn, zoals vertaalde versies van een Amerikaanse sitcom, toch erg van elkaar kunnen verschillen.

‘Mijn onderzoek wijst ons op de mogelijkheid dat wat als world culture wordt gezien, aanzienlijke nationale variatie kent. Aan de hand van het voorbeeld van vertalingen van audiovisuele producten laat ik zien welke mechanismen ervoor zorgen dat nationale verschillen blijven bestaan. Er is dus niet zoiets als ‘het mondiale’ dat overal ter wereld hetzelfde is. In plaats daarvan zijn er uiteenlopende nationale versies van ‘het mondiale’. Ik laat zien hoe deze ‘nationale versies’ van gemondialiseerde verschijnselen  opkomen en blijven bestaan,’ aldus Kuipers.

maandag 7 september 2015

Efficiëntere regionale omroep blijft herkenbaar in de regio

De dertien regionale omroepen gaan hun administratieve taken op één plek onderbrengen, maar regionale redacties blijven per regio zelf bepalen wat ze uit zenden. De nieuw te vormen Regionale Publieke Omroep (RPO) wordt voor alle omroepen verantwoordelijk voor onder meer personeel, financiën en techniek. Met het geld dat deze efficiënte structuur bespaart, kan de bezuiniging van 17 miljoen worden opgevangen. Hierdoor blijft er ruimte voor kwalitatief goede programma’s en kan er geïnvesteerd worden in nieuwe media. Dit is de uitkomst van het overleg tussen de overkoepelende organisatie  van de regionale omroepen (ROOS) en staatssecretaris Dekker (Media). De afspraken zijn vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.

De regionale omroepen hebben eind mei een plan aangeboden aan staatssecretaris Dekker waarin werd beschreven hoe de regionale omroep om wil gaan met het veranderende medialandschap en de bezuinigingen van 17 miljoen euro. ROOS heeft gezegd dat de bezuinigingen zo min mogelijk effect moeten hebben op de programma’s die gemaakt worden. De staatsecretaris ondersteunt dat uitgangspunt. Dekker: “De regionale omroep heeft een hele belangrijke functie, omdat het nieuws om de hoek of in je buurt wordt verteld. Vanuit een eigen regionale identiteit. Dat mag niet verdwijnen en daarom waardeer ik de keuze die er wordt gemaakt. Door te snijden in bestuurslagen kan geïnvesteerd worden in programma's.”

Vernieuwing bij de regionale omroep is noodzakelijk, want net als bij de landelijke publieke omroep heeft de regio te maken met veranderend mediagebruik. Er wordt minder radio geluisterd en tv gekeken en meer gebruik gemaakt van internet en sociale media. Om toekomstbestendig te worden, is er een andere aanpak nodig. Daar kunnen de regionale omroepen nu mee aan de slag. Volgens planning moeten alle veranderingen ingaan in 2017. In de tussentijd blijven de staatssecretaris en ROOS in gesprek over de concrete uitwerking van de plannen.