De publieke omroep telt vanaf 2016 nog maximaal 8 omroeporganisaties. Nu zijn dat er nog 21. Vandaag is het wetsvoorstel, waarin dit geregeld wordt, naar de Tweede Kamer gestuurd. Er zijn zes omroepen die vrijwillig willen fuseren: AVRO/TROS, VARA/BNN en KRO/NCRV. Die fusies zorgen ervoor dat er minder versnippering komt in Hilversum. De fusies zijn nodig om een groot deel van de al ingeboekte bezuinigingen van Rutte I van 127 miljoen op de publieke omroep te realiseren. In de Mediawet stelt staatssecretaris Dekker (Media) verder een andere budgetverdeling voor. Omroepen krijgen een basisbudget van 50 procent. De rest van het budget kunnen zij verdienen via creatieve competitie. Nog meer dan voorheen moeten immers de beste programma’s gemaakt worden en telt niet alleen hoeveel leden een omroep heeft. Er is geen apart budget en de zendtijd meer voor levensbeschouwelijke omroepen (zogenaamde 2.42 omroepen).
De wet legt het eerdere voorstel van de Nederlandse Publieke Omroep en het college van omroepen vast. Er ontstaan 3 samenwerkingsomroepen (KRO/NCRV, TROS/AVRO, en VARA/BNN), twee taakorganisaties (NOS en NTR) en drie zelfstandige omroepen (EO, MAX, VPRO). Er worden dus maximaal 8 erkenningen vergeven aan deze combinaties. Dekker: 'Juist in tijden van bezuiniging is het van belang dat zo min mogelijk belastinggeld blijft hangen in organisaties, bureaus en gebouwen en zoveel mogelijk wordt besteed aan het maken van onderscheidende programma’s. Met minder omroepen kun je dat beter organiseren.'
In 2016 kunnen nieuwe aspirant omroepen toetreden tot het bestel. Zij moeten zich eerst aansluiten bij de NTR en later, als een plaats in het bestel is verdiend, bij een van de andere omroeporganisaties. De huidige aspirant-omroepen (PowNed en WNL) moeten eerst nog definitief worden toegelaten. Zij worden inhoudelijk getoetst en moeten tenminste 150.000 leden te hebben. Als zij definitief worden toegelaten tot het bestel dan moeten zij zich aansluiten bij een van de erkende omroeporganisaties.
De publieke omroep zal in de toekomst met minder geld hoogwaardige programma’s moeten blijven maken. Scherpe keuzes zijn daarvoor noodzakelijk. Volgens Dekker moet meer dan ooit het belang van een evenwichtige totaalprogrammering voorop staan. Daarbij past geen budgetverdeling meer die grotendeels is gebaseerd op individuele missies en ledenaantallen van de verschillende omroepverenigingen. Elke omroepvereniging krijgt daarom een basisbudget om zo een minimaal aantal uren uit te zenden. Omroepen die vrijwillig fuseren, krijgen het dubbele basisbudget en een fusiebonus. Daarmee is er een solide basis om goede programma’s te blijven maken. Voor een sterke publieke omroep is stevige coördinatie vanwege het gezamenlijk belang onontbeerlijk. Daarom wordt het vrije programmabudget waarop de raad van bestuur van de NPO stuurt, 50% van het totale budget dat beschikbaar is voor erkende omroeporganisaties. Nu is dat nog 30%. Omroepen die voorstellen doen die bijdragen aan de kwaliteit van de landelijke publieke omroep als geheel, kunnen hierdoor meer budget krijgen. Zo ontstaat meer competitie op creativiteit en kwaliteit, wat uiteindelijk zorgt voor betere programma’s en een sterkere publieke omroep
Het kabinet heeft het budget van de levensbeschouwelijke omroepen op nul gezet (zogenaamde 2.42 omroepen). Nu er geen apart budget meer is voor deze organisaties, ligt het niet voor de hand om de levensbeschouwelijke omroepen apart in stand te houden. Levensbeschouwing is en blijft echter een wettelijke taak voor de gehele publieke omroep. Dekker gaat met de raad van bestuur van de NPO afspraken maken over een goede inbedding van levensbeschouwelijke programma’s en de betrokkenheid van genootschappen.
'De toekomstige publieke omroep is compacter en wendbaarder en kent hoe dan ook minder spelers. Dit wetsvoorstel is daarvoor een belangrijke en noodzakelijke stap', aldus Dekker. De volgende stap is een technische uitwerking van de bezuiniging van 100 miljoen (Rutte-Asscher). Verder werkt de staatssecretaris aan een verkenning naar de toekomst van de publieke omroep. De opzet hiervan zal voor de zomer aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
De wet legt het eerdere voorstel van de Nederlandse Publieke Omroep en het college van omroepen vast. Er ontstaan 3 samenwerkingsomroepen (KRO/NCRV, TROS/AVRO, en VARA/BNN), twee taakorganisaties (NOS en NTR) en drie zelfstandige omroepen (EO, MAX, VPRO). Er worden dus maximaal 8 erkenningen vergeven aan deze combinaties. Dekker: 'Juist in tijden van bezuiniging is het van belang dat zo min mogelijk belastinggeld blijft hangen in organisaties, bureaus en gebouwen en zoveel mogelijk wordt besteed aan het maken van onderscheidende programma’s. Met minder omroepen kun je dat beter organiseren.'
In 2016 kunnen nieuwe aspirant omroepen toetreden tot het bestel. Zij moeten zich eerst aansluiten bij de NTR en later, als een plaats in het bestel is verdiend, bij een van de andere omroeporganisaties. De huidige aspirant-omroepen (PowNed en WNL) moeten eerst nog definitief worden toegelaten. Zij worden inhoudelijk getoetst en moeten tenminste 150.000 leden te hebben. Als zij definitief worden toegelaten tot het bestel dan moeten zij zich aansluiten bij een van de erkende omroeporganisaties.
De publieke omroep zal in de toekomst met minder geld hoogwaardige programma’s moeten blijven maken. Scherpe keuzes zijn daarvoor noodzakelijk. Volgens Dekker moet meer dan ooit het belang van een evenwichtige totaalprogrammering voorop staan. Daarbij past geen budgetverdeling meer die grotendeels is gebaseerd op individuele missies en ledenaantallen van de verschillende omroepverenigingen. Elke omroepvereniging krijgt daarom een basisbudget om zo een minimaal aantal uren uit te zenden. Omroepen die vrijwillig fuseren, krijgen het dubbele basisbudget en een fusiebonus. Daarmee is er een solide basis om goede programma’s te blijven maken. Voor een sterke publieke omroep is stevige coördinatie vanwege het gezamenlijk belang onontbeerlijk. Daarom wordt het vrije programmabudget waarop de raad van bestuur van de NPO stuurt, 50% van het totale budget dat beschikbaar is voor erkende omroeporganisaties. Nu is dat nog 30%. Omroepen die voorstellen doen die bijdragen aan de kwaliteit van de landelijke publieke omroep als geheel, kunnen hierdoor meer budget krijgen. Zo ontstaat meer competitie op creativiteit en kwaliteit, wat uiteindelijk zorgt voor betere programma’s en een sterkere publieke omroep
Het kabinet heeft het budget van de levensbeschouwelijke omroepen op nul gezet (zogenaamde 2.42 omroepen). Nu er geen apart budget meer is voor deze organisaties, ligt het niet voor de hand om de levensbeschouwelijke omroepen apart in stand te houden. Levensbeschouwing is en blijft echter een wettelijke taak voor de gehele publieke omroep. Dekker gaat met de raad van bestuur van de NPO afspraken maken over een goede inbedding van levensbeschouwelijke programma’s en de betrokkenheid van genootschappen.
'De toekomstige publieke omroep is compacter en wendbaarder en kent hoe dan ook minder spelers. Dit wetsvoorstel is daarvoor een belangrijke en noodzakelijke stap', aldus Dekker. De volgende stap is een technische uitwerking van de bezuiniging van 100 miljoen (Rutte-Asscher). Verder werkt de staatssecretaris aan een verkenning naar de toekomst van de publieke omroep. De opzet hiervan zal voor de zomer aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten